
De wortels voor de interesse in de plantkunde en de plantkunde werden al vroeg gelegd. De zoon van een decorateur in een abdij, Pierre-Joseph-Redouté, groeide op tussen de indrukwekkende tuinen van het klooster. Het was ook een monnik die Pierre's liefde voor de plantkunde wekte. Op 13-jarige leeftijd ging de jonge kunstenaar de wereld verkennen. Hij gebruikte zijn talent om de kost te verdienen als portretschilder. Redouté verhuisde naar Amsterdam. Hij nam het werk van Jan van Huysum, met name de stillevens van bloemen en vruchten, als model.
Aangekomen in Parijs op 23-jarige leeftijd was Redouté gerijpt tot aquarellist. Zijn voorkeursmotieven waren bloemen, die hij met botanische nauwkeurigheid heeft uitgebeeld. In Parijs zette Pierre zijn botanisch onderzoek voort en in een paar jaar tijd maakte hij illustraties voor paneelwerken op lelies en rozen. Het schilderij "Rosa Bifera Macrocarpa" toont een roos waarvan de bloemen alle toestanden vertegenwoordigen van de gesloten knop tot het zaadstadium. Ook de afbeelding van een keizerlijke kroon "Fritillara Imperalis" is beroemd. Het bijzondere aan de aquarellen was de lichte achtergrond. Redouté werd de pionier van de botanische bloemschilderkunst.
Redouté's werk trok al tijdens het leven van de kunstenaar veel aandacht, zelfs in aristocratische kringen. Zo kon Pierre koningin Marie Antoinette en keizerin Josephine tot zijn bewonderaars en beschermheren rekenen. Zelfs vandaag de dag worden de aquarellen gebruikt voor studies van de meest uitgestorven planten.