Joseph Ducreux werd op 26 juni 1735 in Nancy geboren en verhuisde in 1760 naar Parijs, waar hij de schilders Jean Baptiste Greuze (1725 - 1805) en Maurice Quentin de La Tour (1704 - 1788) ontmoette. Vooral Greuze beïnvloedde Ducreux' verdere werk. In navolging van zijn twee modellen ging Ducreux zich toeleggen op het portretschilderen en kopieerde aanvankelijk portretten van belangrijke persoonlijkheden zoals de architect Jacques-François Blondel (1705 - 1774), de kunstcriticus Pierre-Jean Mariette (1694 - 1774), de filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712 - 1778) en de schilder Jean Siméon Chardin (1699 - 1779).
Negen jaar na zijn verhuizing naar Parijs werd Ducreux naar Wenen gestuurd om het officiële portret te schilderen van de toen veertienjarige aartshertogin Maria Antonia van Oostenrijk (1755 - 1793), de latere koningin Marie Antoinette, echtgenote van koning Lodewijk XVI (1754 - 1793). Hij schilderde leden van het Weense hof zoals aartshertogin Maria Theresia van Oostenrijk (1717 - 1780), aartshertog Jozef II van Oostenrijk (1741 - 1790), aartshertogin Maria Amalia van Oostenrijk (1746 - 1804), aartshertogin Maria Christina Johanna Josepha Antonia van Oostenrijk (1742 - 1798) en aartshertogin Maria Elisabeth Josepha van Oostenrijk (1743-1808). Toen Ducreux naar Frankrijk terugkeerde, werd hij door Marie Antoinette benoemd tot Premier peintre ("Eerste Schilder"). De werken van Ducreux werden voortaan tentoongesteld in de Salon de la Correspondence. Ducreux bracht de Franse Revolutie in ballingschap door in Londen, waar zijn werken zonder veel succes werden tentoongesteld in de Royal Academy of Arts.
In 1793 keerde Ducreux weer terug naar Parijs en betrok hij een flat in het Louvre, die hem gratis ter beschikking werd gesteld. Hij werd ook aangemoedigd door zijn vriend Jacques-Louis David (1748 - 1825). In deze tijd maakte Ducreux wat waarschijnlijk zijn beroemdste schilderij is: Portrait de l'artiste sous les traits d'un moqueur. Het zelfportret toont Ducreux die spottend glimlacht, naar de kijker kijkt en met zijn vinger over zijn linkerschouder wijst. Vandaag de dag is het portret onderdeel van de internetcultuur en een populaire meme. Ducreux maakte echter ook schilderijen van de revolutionairen Maximilien de Robespierre (1758 - 1794) en Louis-Antoine-Léon de Saint-Just de Richebourg (1767 - 1794).
Joseph Ducreux werd op 26 juni 1735 in Nancy geboren en verhuisde in 1760 naar Parijs, waar hij de schilders Jean Baptiste Greuze (1725 - 1805) en Maurice Quentin de La Tour (1704 - 1788) ontmoette. Vooral Greuze beïnvloedde Ducreux' verdere werk. In navolging van zijn twee modellen ging Ducreux zich toeleggen op het portretschilderen en kopieerde aanvankelijk portretten van belangrijke persoonlijkheden zoals de architect Jacques-François Blondel (1705 - 1774), de kunstcriticus Pierre-Jean Mariette (1694 - 1774), de filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712 - 1778) en de schilder Jean Siméon Chardin (1699 - 1779).
Negen jaar na zijn verhuizing naar Parijs werd Ducreux naar Wenen gestuurd om het officiële portret te schilderen van de toen veertienjarige aartshertogin Maria Antonia van Oostenrijk (1755 - 1793), de latere koningin Marie Antoinette, echtgenote van koning Lodewijk XVI (1754 - 1793). Hij schilderde leden van het Weense hof zoals aartshertogin Maria Theresia van Oostenrijk (1717 - 1780), aartshertog Jozef II van Oostenrijk (1741 - 1790), aartshertogin Maria Amalia van Oostenrijk (1746 - 1804), aartshertogin Maria Christina Johanna Josepha Antonia van Oostenrijk (1742 - 1798) en aartshertogin Maria Elisabeth Josepha van Oostenrijk (1743-1808). Toen Ducreux naar Frankrijk terugkeerde, werd hij door Marie Antoinette benoemd tot Premier peintre ("Eerste Schilder"). De werken van Ducreux werden voortaan tentoongesteld in de Salon de la Correspondence. Ducreux bracht de Franse Revolutie in ballingschap door in Londen, waar zijn werken zonder veel succes werden tentoongesteld in de Royal Academy of Arts.
In 1793 keerde Ducreux weer terug naar Parijs en betrok hij een flat in het Louvre, die hem gratis ter beschikking werd gesteld. Hij werd ook aangemoedigd door zijn vriend Jacques-Louis David (1748 - 1825). In deze tijd maakte Ducreux wat waarschijnlijk zijn beroemdste schilderij is: Portrait de l'artiste sous les traits d'un moqueur. Het zelfportret toont Ducreux die spottend glimlacht, naar de kijker kijkt en met zijn vinger over zijn linkerschouder wijst. Vandaag de dag is het portret onderdeel van de internetcultuur en een populaire meme. Ducreux maakte echter ook schilderijen van de revolutionairen Maximilien de Robespierre (1758 - 1794) en Louis-Antoine-Léon de Saint-Just de Richebourg (1767 - 1794).
Pagina 1 / 1