Denis van Alsloot (ook Denijs of Denys van Alsloot) trad aanvankelijk in de voetsporen van zijn vader. Net als zijn vader behoorde hij tot de Sint-Lucasgilde en maakte hij ontwerpen en motieven voor kostbare, ingewikkeld geweven wandtapijten die in de Brusselse tapijtateliers werden vervaardigd. De zaken gingen goed en winstgevend. In de 16e eeuw versierden rijke kooplieden hun huizen met de kostbare wandtapijten, net zoals hertogen de muren van hun paleizen versierden. Maar de jonge Denis voelde zich geroepen tot een hogere kunst. Hij wilde schilder worden. Wie zijn leraar werd is niet bekend. Maar in ieder geval moet hij een bijzonder talent hebben gehad. In relatief korte tijd werd hij hofschilder van aartshertog Albert VII, gouverneur-generaal van de Habsburgse Nederlanden in Brussel, en diens vrouw Isabella. In die hoedanigheid mocht hij zijn werken signeren met de toevoeging "SAPic.", de afkorting voor "Serenissorum Archiducum Pictor". Het nieuws van deze artistieke veredeling verspreidde zich snel, en al snel behoorde de hele elite van de stad - van courtisanes en staatslieden tot prinsen - tot de klantenkring van Van Alsloot. Ze hadden allemaal door de Vlaamse kunstenaar geschilderde landschappen - soms topografisch accuraat, soms denkbeeldig, soms in zomers licht, soms verborgen onder een deken van sneeuw.
Zoals vele andere Brusselse landschaps- en genreschilders liet Denis van Alsloot zich inspireren door het Zoniënwoud nabij de hoofdstad, dat tegenwoordig vooral bestaat uit koperen beuken. Deze werden echter pas in de 18e eeuw aangeplant. Tijdens Van Alsloot's leven zag het bos er veel anders uit - mystieker en mysterieuzer. De schilder integreerde vaak kastelen, kloosters en abdijen in zijn bosrijke landschappen. Aan de hand van de topografisch nauwkeurige werken kunnen we nog steeds de plaats identificeren waar ze meer dan 400 jaar geleden werden gemaakt. Mythologische schilderijen werden ook gemaakt in samenwerking met Hendrick de Clerck. De Clerck zorgde voor de staffage, Alsloot plaatste mythologische of bijbelse figuren in het landschap - en omgekeerd. De schilderijen werden vervolgens door beide schilders gesigneerd.
Het was echter bijzonder populair om Denis van Alsloot opdracht te geven voor een schilderij van een plaatselijk feest of een bijzondere plechtigheid. Het toeval wilde dat aartshertogin Isabella hem opdracht gaf een serie schilderijen te maken voor 10.000 florijnen - ter herinnering aan de Ommegang. De schilderijen moesten onder andere laten zien hoe Isabella tot koningin van het kruisboogschuttersgilde was gekroond. De commissie had echter vooral een politiek motief. Aangezien aartshertog Albert ziek was en waarschijnlijk spoedig zou sterven, wilde de aartshertogin haar critici laten zien dat zij door de bevolking werd beschouwd als "hun prinses" en dus als een natuurlijke opvolgster van haar man. Van de oorspronkelijke acht schilderijen uit de serie zijn er vandaag de dag nog maar zes over, twee zijn verloren gewaand. De werken die de tand des tijds hebben overleefd, bevinden zich in het Prado in Madrid en het Victoria and Albert Museum in Londen.
Denis van Alsloot (ook Denijs of Denys van Alsloot) trad aanvankelijk in de voetsporen van zijn vader. Net als zijn vader behoorde hij tot de Sint-Lucasgilde en maakte hij ontwerpen en motieven voor kostbare, ingewikkeld geweven wandtapijten die in de Brusselse tapijtateliers werden vervaardigd. De zaken gingen goed en winstgevend. In de 16e eeuw versierden rijke kooplieden hun huizen met de kostbare wandtapijten, net zoals hertogen de muren van hun paleizen versierden. Maar de jonge Denis voelde zich geroepen tot een hogere kunst. Hij wilde schilder worden. Wie zijn leraar werd is niet bekend. Maar in ieder geval moet hij een bijzonder talent hebben gehad. In relatief korte tijd werd hij hofschilder van aartshertog Albert VII, gouverneur-generaal van de Habsburgse Nederlanden in Brussel, en diens vrouw Isabella. In die hoedanigheid mocht hij zijn werken signeren met de toevoeging "SAPic.", de afkorting voor "Serenissorum Archiducum Pictor". Het nieuws van deze artistieke veredeling verspreidde zich snel, en al snel behoorde de hele elite van de stad - van courtisanes en staatslieden tot prinsen - tot de klantenkring van Van Alsloot. Ze hadden allemaal door de Vlaamse kunstenaar geschilderde landschappen - soms topografisch accuraat, soms denkbeeldig, soms in zomers licht, soms verborgen onder een deken van sneeuw.
Zoals vele andere Brusselse landschaps- en genreschilders liet Denis van Alsloot zich inspireren door het Zoniënwoud nabij de hoofdstad, dat tegenwoordig vooral bestaat uit koperen beuken. Deze werden echter pas in de 18e eeuw aangeplant. Tijdens Van Alsloot's leven zag het bos er veel anders uit - mystieker en mysterieuzer. De schilder integreerde vaak kastelen, kloosters en abdijen in zijn bosrijke landschappen. Aan de hand van de topografisch nauwkeurige werken kunnen we nog steeds de plaats identificeren waar ze meer dan 400 jaar geleden werden gemaakt. Mythologische schilderijen werden ook gemaakt in samenwerking met Hendrick de Clerck. De Clerck zorgde voor de staffage, Alsloot plaatste mythologische of bijbelse figuren in het landschap - en omgekeerd. De schilderijen werden vervolgens door beide schilders gesigneerd.
Het was echter bijzonder populair om Denis van Alsloot opdracht te geven voor een schilderij van een plaatselijk feest of een bijzondere plechtigheid. Het toeval wilde dat aartshertogin Isabella hem opdracht gaf een serie schilderijen te maken voor 10.000 florijnen - ter herinnering aan de Ommegang. De schilderijen moesten onder andere laten zien hoe Isabella tot koningin van het kruisboogschuttersgilde was gekroond. De commissie had echter vooral een politiek motief. Aangezien aartshertog Albert ziek was en waarschijnlijk spoedig zou sterven, wilde de aartshertogin haar critici laten zien dat zij door de bevolking werd beschouwd als "hun prinses" en dus als een natuurlijke opvolgster van haar man. Van de oorspronkelijke acht schilderijen uit de serie zijn er vandaag de dag nog maar zes over, twee zijn verloren gewaand. De werken die de tand des tijds hebben overleefd, bevinden zich in het Prado in Madrid en het Victoria and Albert Museum in Londen.
Pagina 1 / 1